Dit is deel twee over de verschillen tussen schaats- en skeelerschoenen. Omdat wij veel vragen krijgen van klanten die met hun skeelerschoen willen schaatsen, duiken we wat dieper in op het onderwerp. Want het lijkt wel alsof je op dezelfde soort schoen kan rijden en glijden, maar één schoen als schaats-skeeler-combinatie voor twee seizoenen gebruiken? Dat gaat helaas niet zomaar.
In de vorige blog legden we uit waarom dat technisch gezien niet lukt. Vandaag gaan we in op de verschillen qua functionaliteit.
Drie fundamentele verschillen tussen schaatsen en skeeleren
Wat skeeleren echt anders maakt dan schaatsen zijn drie dingen. Ten eerste het verschil tussen de temperaturen in de zomer en winter. Warmte heeft invloed op het volume van je voet, en vraagt wat anders van de eigenschappen van de materialen waarmee de schoen gebouwd is, denk bijvoorbeeld aan ventilatie of rek. Ten tweede de ondergrond: ruw wegdek versus glad ijs. Skeeleren vraagt meer stabiliteit rond de enkels, terwijl schaatsen meer vraagt om gevoel met het ijs. En ten derde het wedstrijdformat: schaatsen is vaak meer een individuele sport, terwijl skeeleren een echte pelotonsport is. Dat is één van de verklaringen waarom de houding op skeelers over het algemeen rechter-op is dan die in het schaatsen, waar je echt in elkaar kruipt. Ook dat vraagt ook andere eigenschappen van een schoen.
Waarom dat zo is, lees je hieronder.
Albeelding 1: Een schaatser zit aanmerkelijk dieper in zijn hoeken dan een inline skater. Dit levert een schaatser aerodynamisch voordeel plus een langere effectieve afzet op. Met skeeleren is het verlengen van de afzet niet mogelijk. Zie onder aan deze blog meer daarover.
Goede vervormbaarheid van schaatsschoenen
Schaatsers mogen de skeelerwereld dankbaar zijn voor het feit dat schaatsfabrikanten de laatste decennia steeds meer met carbon en glassfiber kuipzolen zijn gaan werken. Het idee van een stijve schoen is inmiddels ook in het schaatsen helemaal ingeburgerd. Niet in de laatste plaats omdat de snelheid in het schaatsen enorm omhoog gegaan is door ontwikkelingen van de klapschaats en geconditioneerde binnenbanen.
Kan je je nog herinneren hoe ze vroeger op leren schoentjes door de bocht gingen? Dat is nu echt niet meer voor te stellen. De schaatstoppers rijden nu ook allemaal op carbon schoenen, iets wat we in het skeeleren al deden. Toch zijn er nog verschillen.
Dat heeft in de eerste plaats vooral met de vervormbaarheid te maken. Je wilt in beide sporten dat de schoen goed om je voet aansluit. Schoenen zijn daarom meestal vervormbaar en gemaakt door een thermoplastische hars toe te passen in de kuipzool van de schoen. Je doet de schoen in de oven en bij ongeveer 70 graden zijn ze zacht haal je ze eruit, trek je ze vacuüm om je voet en laat je ze afkoelen. Bij skeeleren krijgen we hier een uitdaging. Een thermoplastische hars werkt niet als een aan/uit schakelaar, het is een geleidelijk thermisch process dat al begint bij temperaturen onder de 70 graden. Bij een graad of 40 beginnen je schoenen al wat zachter te worden en dat kan je in de zomer echt niet gebruiken! Naast het feit dat je schoenen minder steun geven loop je ook het risico dat de zool doorbuigt of de bevestiging uit het carbon breekt.
De skeelerschoen moet dus pas vervormen bij hogere temperaturen. Maar dat gaat weer ten koste van andere onderdelen in de schoen. Lijmverbindingen gaan eraan, kunststof bevestigingsonderdelen, etc. Gevolg: skeelerschoenen zijn onderaan de streep minder vervormbaar dan schaatsschoenen.
Schaatsgevoel
Voor schaatsers is dit goed nieuws. Glijden over het ijs vraagt veel van je gevoel. Hoe zet ik mijn voet neer, wanneer moet ik afzetten? Dat steekt bij het skeeleren ook wel nauw hoor, maar in het schaatsen misschien net een tikkeltje meer. Daarom is die nauwe pasvorm zo belangrijk. Vroeger dachten we dat je dat deed door je schaatsen maar gewoon een maat te klein te kopen. Nu weten we dat de schoen rondom je hele voet precies moet aansluiten.
En er is nog een belangrijk verschil. Skeelerschoenen hebben een extreem sterke en stijve zool. Om de klappen op te vangen. De meeste schaatsschoenen hebben een minder stijve zool. Juist in de zool kan je wat gevoel ontwikkelen. Sommige merken kiezen er zelfs voor om de zool van de schaats expres in tweeën op te delen: de voorvoet en de hak. Zo ontstaat er flex en dat geeft een gevoel van controle. Daar zijn wij geen fan van. Wat ons betreft is dat een vals gevoel van controle. De zool moet uit één stuk zijn voor maximale krachtoverbrenging en voorspelbaar gedrag. Maar er zit wel iets meer flexibiliteit in dan bij de skeelerschoen, om de bewegingsvrijheid te vergroten.
Afbeelding 2: Links een schaatsschoen en rechts een skeelerschoen. Een schaatsschoen is smaller, sluit nauw aan op de voet en is aerodynamisch vormgegeven. De skeelerschoen biedt vooral meer ruimte in de voorvoet en heeft buckles om tijdens het skeeleren de schoen losser of strakker te maken.
Pasvorm en hoogte van skeelerschoenen
Dat ruwe wegdek waar we het over hadden en het feit dat skeeleren een pelotonsport is, maakt nogal verschil. Hollen, stilstaan, sprinten, versnellen, springen over een vluchtheuvel… De skeelerschoen is stijver en meestal iets hoger. En dat is nodig ook. Ook omdat we op grote wielen rijden en je tot 15mm hoger staat.
Afbeelding 3: Op skeelers sta je aanmerkelijk hoger dan op schaatsen, het verschil is alleen nog maar groter geworden met de ontwikkeling van skeelers met grote wielen.
Een schaatser daarentegen glijdt heerlijk fijngevoelig over het ijs. Hij zit gemiddeld iets dieper. Dat heeft een aantal redenen. Je rijdt niet in een peloton, dus dieper zitten scheelt enorm in de aerodynamica. Wist je dat 80% van de weerstand die je moet overwinnen tijdens het schaatsen, luchtweerstand is? In het skeeleren maak je veel minder verschil met aerodynamica. Dus kan je hoger zitten, je benen en je rug sparen voor de momenten die er echt toe doen, wanneer je moet versnellen en sprinten!
Aerodynamica zie je ook terug in het ontwerp van de schoen. Schaatsen zijn strak vormgegeven, skeelerschoenen zijn meer gericht op ventilatie vanwege de hoge temperaturen. Ventilatie en aerodynamica, dat is een uitdagende combinatie.
Diep zitten en druk opbouwen tijdens het schaatsen
Tot slot. Schaatsen is een sport waarin je langzaam druk opbouwt in je afzet. Hoe dieper de zit, hoe langer je kan strekken en hoe meer snelheid je ontwikkelt. In het skeeleren bouw je die druk niet langzaam op. Aan het eind van je afzet hebben je skeelerwielen geen grip meer. Je moet je snelheid al vroeg in je afzet zien te ‘regelen’. Voor de fijnproevers: zo is ook de beroemde ‘double push’ ontstaan. Ook om die reden is diep zitten minder van belang en is de skeelerslag veel dynamischer in tegenstelling tot de schaatsslag.
Afbeelding 4: Met een diepe schaatszit zet je de enkel meer op slot en dat levert meer stabiliteit.
Waarom zeggen we dit? Een diepe zit zet je enkel al vanzelf wat meer op slot. Daarom is een schaatsschoen meestal lager om de enkel. Je hebt minder steun nodig dan bij het skeeleren en je hebt ook ruimte nodig om zo’n diepe zit te kunnen aannemen.
Afbeelding 5: Met skeeleren sta je hoger èn je zit minder diep, om toch voldoende stabiliteit te hebben zijn skeelerschoenen in het algemeen hoger en harder.
In onze vorige blog legden we uit welke praktische problemen er zijn: een schaatsijzer past alleen bij uitzondering onder een skeelerschoen en andersom. In deze blog legden we uit dat ook heel andere eisen aan schaats- en skeelerschoenen worden gesteld.
Het is echt geen verkooppraat hoor, maar het is niet anders: je kan het beste voor beide sporten materiaal aanschaffen.
Extra: Voor de liefhebbers leggen we uit wat het fysische verschil is tussen schaatsen en skeeleren. Oftewel skaten op het ijs of op de weg.
Dit is waarom je met skeeleren een kortere slag hebt en minder diep zit
Grip is wat je nodig hebt met skaten en skeeleren. Zonder grip glij je alle kanten op en is het lastig vooruit te komen, iedereen die wel eens in de regen geskeelerd heeft weet hoe dat voelt. Je hebt grip als er veel wrijving is tussen het PU van het skeelerwiel en het oppervlak waarop je rijdt.
Met schaatsen zet je af tegen een vaste oppervlak omdat de schaats in ijs snijdt. Sta je rechtop je schaats, dan heb je weinig grip want je staat óp het ijs. Als je afzet gaat je schaats snijden en krijg je steeds meer grip!
Met skeeleren werkt dat andersom. Je hebt de meeste grip als je rechtop je skeelers staat. Als je gaat afzetten ben je opeens je grip kwijt als je te ver doorstrekt. Dit komt doordat de kracht van je afzet groter is dan de wrijvingskracht.
Afbeelding 6: De horizontale component F(x) van de afzetkracht is beperkt omdat deze afhankelijk is van de wrijving tussen wegdek en skeelerwiel.
Afbeelding 7: Links - Een schaats snijdt in het ijs en daarom zet je af tegen een vaste ondergrond. Hierdoor heb je je onbeperkt(*) grip in tegenstelling tot het skeeleren - Rechts.
Met name door de fysische verschillen is de afzet met skeeleren korter en zit je hoger dan bij het schaatsen. Mede daarom zijn skeelerschoenen anders dan bij schaatsen.